De bewindvoerder had kennis genomen van dit testament en heeft vervolgens een verklaring voor recht gevorderd dat het testament nietig is, omdat X wilsonbekwaam was toen zij testeerde (art. 3:34 lid 2 BW jo. art. 8 EVRM jo. art. 1 EP EVRM). Omdat X het testament vanwege wilsonbekwaamheid niet meer kon herroepen, had X belang bij de vordering en was de bewindvoerder exclusief ontvankelijk (art. 1:441 BW) in de vordering.
Volgens de rechtbank stond vast dat X als gevolg van de geestelijke stoornis bij het testeren zijn belangen niet meer kon overzien. Hij kon m.a.w. zijn wil niet meer bepalen (art. 3:34 lid 2 BW). De gevorderde verklaring voor recht kwam de rechtbank daarom niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank heeft het testament daarom nietig en heeft bepaald dat de bewindvoerder gerechtigd is dit vonnis in te laten schrijven in het Centraal Testamentenregister.
Deze uitspraak biedt voor andere wellicht ook mogelijkheden.