Opschorten van betaling

5 februari '19

De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost Brabant heeft zich op 8 januari jl. moeten uitlaten over een ingeroepen opschortings-/retentierecht. Een fietsenverkoper heeft fietsen besteld en deze nog niet betaald, terwijl die bedragen al wel opeisbaar zouden zijn. De leverancier gaat niet tot aflevering van (nog meer) fietsen over en stelt zich op standpunt dat er eerst betaald zal moeten worden.

In de procedure komt vast te staan dat de leverancier inderdaad een opeisbare vordering heeft op de fietsenverkoper en dat deze verkoper -in beginsel- eerst het verschuldigde bedrag dient te voldoen, alvorens er opnieuw fietsen moeten worden (af)geleverd. Terecht zou je zeggen.

Toch is de voorzieningenrechter voorts van oordeel dat de wijze waarop de leverancier haar opschortingsbevoegdheid uit, door in het geheel niet over te gaan tot aflevering van fietsen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat oordeel is met name gelegen in de omstandigheid dat de exacte hoogte van de openstaande betaling niet kan worden vastgesteld, waardoor de proportionaliteit van de opschorting niet kan worden beoordeeld.

De leverancier wordt dus alsnog veroordeeld om (nog meer) fietsen af te leveren, maar niet voordat er door de fietsenverkoper een bedrag aan zekerheid is gesteld.

Hoewel de fietsenverkoper niet aan zijn betalingsverplichting had voldaan, wordt de leverancier toch verplicht nog meer fietsen te leveren. Er moet wel zekerheid voor betaling worden gesteld. Het inroepen van een opschortingsrecht is een belangrijk recht en heeft vergaande consequenties. Het recht van opschorting is echter wel aan spelregels verbonden. Indien dat spel goed wordt gespeeld, dan kan dat recht goed worden ingezet om betaling af te dwingen. Mocht u met opschortings- of retentierechten in aanraking (willen) komen, neemt u dan gerust contact met ons op.